Door Esther Barfoot

Drie dikke tassen met tijdschriften nam ik eind april mee uit de stampvolle kiosk van het Facing Pages-festival. Daaronder twee Britse tijdschriften die zichzelf bestempelen als Slow Journalism, dat zich afzet tegen hijgerige, sensatiebeluste en onjuiste journalistiek.

Een daarvan is Boat Magazine met de aansprekende subtitel ‘An antidote to lazy journalism’. Hoewel ik de term Slow Journalism wel ken, kan ik me niet herinneren ooit iets gelezen te hebben dat zich als zodanig afficheert. Dus ben ik nieuwsgierig of dit magazine mij iets zal brengen wat ik in de mainstream media mis.

 

Boat Magazine kent een geweldig concept. Op het moment dat een stad – die om wat voor reden dan ook in het nieuws is geweest – uit de headlines is weggezakt en de laatste journalist is vertrokken, huurt de redactie er drie weken een huis om de andere kant van het verhaal te laten zien. In het nummer dat ik in handen heb (#2, 2011), is die stad Detroit. De redactie wil met het magazine tegengif bieden aan de ‘ruinporn’ die de berichtgeving over Detroit kenmerkt. Met ‘ruinporn’ bedoelen ze de sensationele artikelen over de teloorgang van de auto-industie en de leegstand in de stad. Of erger nog, vindt de redactie, de fotografie die het extreme verval van de huizen als schoonheid portretteert.

 

Dat soort foto’s vind je dan ook niet in Boat magazine, maar wel het beloofde tegengif: een essay over The Somerset Collection, een dure shopping mall waar Detroiters nog steeds lekker geld uitgeven. Een fotoreportage van keurig aangeharkte tuintjes in de suburbia van Detroit. En een interview met de directeur van The Pistons, het basketbalteam van Detroit, over het sportieve succes van de stad.

 

Ik wil de urban farmers ontmoeten
Het magazine vertelt wel over het verval van Detroit, maar op een rustige manier; beschouwd vanuit de mensen die er al hun hele leven wonen en een (dikwijls heel gewoon) leven proberen op te bouwen tussen de ruïnes. Of – interessant – juist naar Detroit zijn verhuisd om te consuminderen. Zo’n echte Detroiter is bijvoorbeeld Jeffrey Eugenides, schrijver van The Virgin Suicides. Hij bekent in een prachtig essay dat hij en zijn vrienden zich als puber ook schuldig maakten aan het genot van ‘ruinporn’. Of Torya Blanchard, een jonge vrouwelijke ondernemer die een keten van pannenkoekenrestaurants heeft opgezet.

 

Maar het is juist dit verhaal over Torya en de andere vrouwelijke ondernemers, waardoor ik begrijp wat ik in Boat magazine mis. Ik wil geen Linkedin-achtige profielen van deze vrouwelijke ondernemers lezen. Ik wil hun leven en werk van dichtbij meemaken. Ervaren hoe het is als deze stad je thuis is. Net zomin wil ik een essay lezen over de voor- en nadelen van urban farming. Ik wil de urban farmers ontmoeten, ik wil hun velden tussen het oude station en de verlaten herenhuizen voor me zien en ik wil horen waar ze over praten, terwijl ze werken op het land.

 

Detroit komt binnen
Ik vind Boat magazine een tof tijdschrift. Ook de vorm. Compact, mat papier, stoere opmaak; helemaal van nu. De foto’s brengen Detroit en haar bewoners bij mij en de verhalen openen mijn ogen. Maar het echte voordeel van de aanwezigheid van de redactie in Detroit ervaar ik niet. Veel stukken zijn knappe essays van slimme Detroiters, maar ze hadden ze net zo goed naar de redactie in Londen kunnen mailen. De redactie bezoekt en interviewt bewoners, maar zelden heb ik het gevoel dat ze met hen meelopen en meeleven in deze unieke stad. Ik mis de reportages die Detroit echt voor mij tot leven brengen. Een beetje meer ‘show don’t tell’ had wonderen gedaan.

 

Dit artikel verscheen eerder op Bedrijfsjournalistiek.nl