Het bleek de tweede editie te zijn van een nieuw ‘Quarterly journal of food and writing’. En ik ben meteen fan. Wat een cool magazine is dit. Culinair, maar recalcitrant, ja zelfs oneerbiedig. Het magazine is totaal ontdaan van de gebruikelijk glamourfoodfotografie en zal zeker meer dan één foodie tegen de borst stuiten met beelden van etenswaren die er zelden aantrekkelijk of appetijtelijk uitzien. Zelfs op de foto’s die ook maar in de buurt komen van smakelijk, zitten er vingers aan het eten of worden er grappen met het eten uitgehaald.
Nu gaat het issue dat ik heb gekocht dan ook over ‘The Sweet Spot’. Volgens de redactie ‘het exacte moment waarop een product of een gerecht op zijn hoogtepunt is. Dit moment duurt héél even en nadat het is verstreken, kan het helemaal over zijn. Dan kan het product of het gerecht helemaal verwoest zijn.’ Sommige artikelen – de artikelen zijn eigenlijk allemaal essays – gaan over dit precieze moment, zoals het verhaal van Adam Leith Gollner die als puber ooit de perfecte, sappige, zoete abrikoos proefde in Hongarije en zijn hele leven op zoek is gebleven naar zo’n abrikoos (niet gevonden, in supermarkten in de VS (en Nederland!) zijn abrikozen smakeloze, droge dingen). Of het artikel van Harold McGee over “Perfectly dry-aged Beef’, een biefstuk die je thuis zo’n vier tot zes weken bewaart en dan bakt alleen met een klontje boter, zout en peper.
Andere essays gaan over het moment onmiddelijk na de perfectie; het moment dat het rijpingsproces omslaat in het rottingsproces. Zoals het artikel van Kevin Pang die de inhoud van zijn koelkast inspecteert en producten in diverse stadia van houdbaarheid proeft op zoek naar het precieze moment dat houdbaarheid omslaat in bederf. Of de beschrijving van de microbiologie van Japanse miso, product van o.a. beschimmelde rijst en sojabonen. Dit alles gaat gepaard met waanzinnige wanstaltige illustraties door o.a. kunstenares Celeste Byers en soms mooie, maar dikwijls banale fotografie.
Uit het colofon haal ik de hoofdredactie: David Chang en Peter Meehan. Uit enkele artikelen maak ik op dat David Chang een bekende New Yorkse chef is. Even googelen (sorry, niet zo thuis in chefkoks) levert op dat hij inderdaad een bekendheid is, een Koreaans-Amerikaanse chef die een korte, briljante carrière beleeft. Terwijl hij in 2000 nog de telefoon beantwoordde in het Craft restaurant van sterchef Tom Colicchio, opende hij in 2004 zijn eerste restaurant, Momofuku Noodle Bar in de East Village. (Momofuku betekent ‘Lucky Peach’. Dat cirkeltje is rond.) Inmiddels bezit hij ook Momofuku Ssäm Bar, Má Pêche, Milk Bar and Momofuku Ko, allemaal in New York, en Momofuku Seiōbo in Sydney. Toen Chang Momofuku Ko opende, een restaurant van zeer beperkte omvang (12 stoelen) dat alleen online reserveren toestaat (maximaal 6 dagen van te voren gebaseerd op ‘wie het eerst komt’) zorgde dat voor een enorme hype (lees ik).
In 2009 ontving David Chang twee Michelin sterren, bovenop de enorme rij nominaties en prijzen die hij al had. In 2009 publiceerde hij samen met Peter Meehan, culinair journalist van The New York Times, het kookboek Momofuku, met daarin gerechten uit zijn restaurants. En nu produceren de twee dus dit briljante magazine. In de zomer van 2011 verscheen het eerste nummer helemaal gewijd aan Ramen, belangrijk item op de menu’s in zijn restaurants. Dit tweede nummer van Lucky Peach, lees ik op Wikipedia, werd nummer 3 op de NY Times Bestseller List! Ha! Zorg dat je nummer 3 (voorjaar 2012) in handen krijgt.